Op 19 mei 1961 werd geschiedenis geschreven

Toen werd de tramlijn Brussel-Leuven onherroepelijk (?) vervangen door de autobusdienst NL (Brussel Noord- Leuven).

Eerst was er een stoomtram die Tervuren verbond met Leuven – de zogenaamde “stadslijn 2” die tot 1934 reed. Op de foto hierboven zien we die stoomtram stilstaan aan het “café de la Station”, later beter bekend als het café “Bij Geste”, naast het woonhuis van de familie De Keyn, tot circa 1934 producent van het plaatselijke Gerstebier. We zien dat het spoor splitst ter hoogte van het kruispunt met de Mezenstraat, waardoor een tramstel op die plaats kon uitwijken om een tegenliggende tram door te laten. Hier nog een postkaart-foto genomen vanuit de andere richting, aan het café, zonder tram in beeld.

Zo’n uitwijkplaatsen – soms een beetje overdreven “station” genaamd – waren er ook in Vossem (nu een scoutslokaal) en in Bertem (aan de ALDI)

Tussen 1907 en 1937 werden alle tramlijnen geëlektrificeerd; het stuk Bertem-Leuven pas in 1932,  Leefdaal-Tervuren in 1934 en Vossem-Sterrebeek in 1937. In 1940 werd “lijn B” geopend waarlangs een elektrische tram van Leuven naar Brussel (en omgekeerd) kon rijden via Vossem-Sterrebeek tot aan de terminus “Place Saint-Josse” in Brussel.
Op een foto anno 1958 zien we twee dubbele tramstellen mekaar kruisen. Links zijn het huis van De Keyn en het café “Bij Geste” verborgen door bomen en struiken; rechts zien we waarom de Tervuurse Steenweg in de volksmond “de kassaa” werd genoemd; garage Wauters had pas zijn eerste piepkleine garage verlaten en een nieuwe gebouwd, met benzinepomp, aan de rand van de Kruisstraat. Het dubbelhuis van Marcel Van Herck stond er nog niet.

Links op het betonnen wachthuisje staat het cijfer 2 gekalkt, enkele maanden na het nemen van de foto (aug. 1958) waren er gemeenteraadsverkiezingen en in Leefdaal waren er toen maar 2 partijen.

Aan de linkerkant van het “tramkot” was er nog een derde en vierde tramspoor waar meestal een lege platte wagon stond of een technische wagon met herstelmateriaal. De wissels op de dubbele hoofdlijn konden in een elektrische tram vanuit de cabine bediend worden. Als dat niet lukte – bv. wegens vriesweer – moest de bestuurder uitstappen en met een ijzeren staaf de wissel verplaatsen. De wissels naar het derde en vierde  spoor moesten met de hand bediend worden; de hendel hiervoor was verzwaard met een rond, wit geschilderd betonnen gewicht: een onmogelijke opdracht voor een nieuwsgierige kleuter. Met de hulp van een tweede kleuter lukte dit echter wél. Maar de wagons in beweging brengen, dat ging gelukkig niet.
Seinlichten – er is er 1 te zien op de metalen paal tussen wachthuisje en uitwijkende tram – gaven aan wanneer er een rijtuig op komst was. Dat belette niet dat op dit kruispunt ondanks het beperkt aantal auto’s regelmatig zware verkeersongevallen gebeurden, vooral bij regenweer als kasseien en sporen glibberig nat waren, of bij valavond, want de straatverlichting stelde niks voor.

Er is al jaren sprake van de terugkeer naar ecologisch verantwoord tramverkeer tussen Leuven en Brussel maar dat zal niet meer lukken langs de volgebouwde oude bedding… Realistischer lijkt me het overschakelen naar elektrische bussen die op een gereserveerd rijvak kunnen rijden. Eerlang zijn daar zelfs geen chauffeurs meer voor nodig.